Beschrijving
Franz Vitzthum, countertenor
Filip Dámec, countertenor
Bernd Oliver Fröhlich, tenor
Jan Petryka, tenor
Tore Tom Denys, tenor
Tim Scott Whiteley, bass bariton
Joachim Höchbauer, bass
IN MEMORIAM ADRIAEN WILLAERT (1490-1562)
‘Vive Adriane, Decus Musarum!’, (’leve Adriaen, sieraad der Muzen!’)
Het was al langere tijd mijn wens om de veelvoud aan treur- en lofgezangen waarin de Maestro Adriaen Willaert muzikaal vereeuwigd wordt, te bundelen in één opname. In de voorbije jaren verschenen immers verschillende interessante musicologische artikels over de muziek die hulde brengt aan Adriaen Willaert en die gecomponeerd werd in de periode na zijn dood op 7 december 1562.
Opnames en vooral uitvoeringen van de meeste van die werken bleven echter tot nu toe uit. Reden temeer om met Dionysos Now! dit – voor sommige werken – meer dan 400 jaar oude ‘vacuum’ te vullen.
Bij mijn onderzoek herontdekte ik een zes-stemmig werk van de (tot nu toe voor mij onbekende) componist Floriano Canale (c.1550-1616?), waarbij dezelfde tekst op toon wordt gezet die Willaerts ‘poulin’ Cipriano De Rore (1515/16-1565) in de ode aan zijn leraar en mentor gebruikt: Concordes adhibite animos. Een ideale gelegenheid om de opname te beginnen en te eindigen met deze twee werken, temeer daar ze geen typische ‘deploraties’ op de componist zijn (déplorer=bewenen) maar eerder als ‘staatsmotetten’ klinken zoals ze voor keizers en kardinalen werden geschreven, vol lof en eer, in het Latijn, met de typische referentie naar de Griekse mythologie.
Het madrigaal Sassi, Palae van Andrea Gabrieli (c.1533-1583) is een fantasierijke oproep tot weeklagen aan alles wat in de kanalen van Venetië groeit en zwemt – tot zelfs de zeemeerminnen toe (ongehuwd of gehuwd!) – op tekst van een van de leidinggevende figuren van de Commedia del Arte: Antonio Molino alias Manoli Blessi. Ook Pianza’l Grego Pueta van Alvise Willaert (fl.1560, de neef van Adriaen) is een persoonlijke klaagzang van Blessi op het grote verlies van de ‘Màstora della Musica’.
Een ware ontdekking was voor mij het madrigaal Giunto Adrian van Lorenzo Benvenuti. De tekst (van een onbekende auteur) is vergeleken met de andere treurzangen onpersoonlijker, maar daarom niet minder intensief: gewaagde harmonieën begeleiden dit prachtige staaltje mystieke poëzie en toont aan dat – alhoewel we van deze componist zo goed als niets weten – hij de compositiestijl van Willaert en de manier waarop hij teksten toonzette, perfect weet te imiteren, ja zelfs verder te ontwikkelen.
Giovanni Battista Conforti’s (fl. 1550-1570) S’hoggi son senz’honor heeft een gelijkaardige allegorische tekst, maar die staat in contrast staat met de toegevoegde muziek. Het ritme van de zangstemmen voelt aan als een soort ongestoord kabbelen in het rustige water van de lagune. Pas in de laatste zin wordt duidelijk dat het in dit sonnet over de dood van Adriaen gaat.
Dulce Padrun is het opus ultimum van Adriaen Willaert, op tekst van Antonio Molino. Willaert kondigt daarin zijn afscheid aan van deze (muziek-) wereld. Nadat in het eerste deel zijn (gestorven) hondje (in de ik-vorm) vanuit de hemel pocht hoe het hem heeft genezen van zijn vele kwalen (door de zomerhitte ’s nachts te laten verdwijnen ), besluit Adriaen zijn hondje te vergezellen naar de ‘overzijde’.
Dit madrigaal zou een ‘muzikale repliek’ kunnen zijn op een eerder verschenen werk van Daniele Grisonio, ook op tekst van Antonio Molino, Vù ha ben casun. De twee madrigalen verschenen na elkaar in dezelfde druk van 1564.
In de tekst van Grisonio’s compositie troost hetzelfde gestorven huisdier vanuit de hemel zijn baasje (Willaert) door hem te verzekeren dat hij hem ieder jaar in augustus terug zal begroeten in de vorm van de meest heldere ster aan de sterrenhemel, verwijzend naar de ‘hondsster’ Sirius.
Het drieluik Parce mihi Domine/Taedet Animam meam/Manus tuae* , drie ‘lezingen voor de doden’ van Willaerts leerling – en later kapelmeester aan de San Marco Basiliek – Gioseffo Zarlino (1517-1590), heb ik aan deze opname toegevoegd na het lezen van het artikel van de musicologen Antonio Chemotti en Katelijne Schiltz Deep mourning in Cinquecento Venice, waarbij wordt aangetoond dat Zarlino deze muziek gecomponeerd zou kunnen hebben voor de dodenmis van Adriaen Willaert.
Het madrigaal ‘dove sei tu’ is van de hand van Adriaen Willaert zelf, geschreven na het overlijden van een niet nader genoemde jongeman.
Tore Tom Denys
• Met speciale dank aan Katelijne Schilz en Cristle Collins Judd voor het ter beschikking stellen van hun muziekedities.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.